Frans Duogram 12


Beste puzzelvrienden,
Dank voor de inspanningen die jullie je hebben getroost om deze pittige puzzel op te lossen. Dank ook voor de overwegend positieve commentaren waarvan de inzendingen vergezeld gingen. De kritische noten zal ik ter harte nemen. Zo zal ik een volgende keer mijn best doen om de beste woordenboeken online te vinden. Gelukkig bleken de oude vertrouwde van papier vaak ook uitkomst te bieden.

Hieronder geef ik de omschrijvingen nog eens met daarachter de oplossingen en de nodige uitleg.

Horizontaal:
1 Legt iets ronds van een rond gewicht: POND – F: derde persoon enkelvoud van pondre = eieren leggen; N: gewicht van 500 gram
4 Die ruimte is in Frankrijk nooit leeg: PLEIN – F: plein = vol; N: plein = open ruimte
6 Wat een schat, (voor) die bruid: F: dot = bruidsschat; N: dot = schatje
7 (Baan om met een) bloedgang (te doorlopen): in het Frans wordt het woord circuit gebruikt voor allerlei banen, om- en kringlopen.
8 Frivole badplaats in Parijs: LIDO
9 Duikeling in de diepte: VAL – F: val = dal, vallei
10 Speelt muziek in de versnellingsbak: BALADEUR – in het Frans een draagbare muziekspeler; in het Nederlands een verschuifbaar tandwiel
12 Glibberig snaarinstrument: PIPA – Pipa pipa is de Latijnse benaming van een amfibie, die in het Frans een ‘Surinaamse kikker’ wordt genoemd; eigenlijk is het een pad (een van de inzenders merkte op dat padden niet glibberig zijn, maar ik vind deze er wel zo uitzien); een pipa is ook een muziekinstrument, een soort luit.
13 Kostbaar orgaan: OR – F: goud; N: ondernemingsraad
15 Een eerlijke manier van doen: FAIRE – F: faire = doen; N: verbogen vorm van fair – eerlijk, sportief
17 Drank die men drinke tot in de kist! F: bière = bier en doodkist: N: aanvoegende wijs van bieren = (veel) bier drinken
18 Deze sonde heeft de naam ver te reizen: VOYAGER – reizen in het Frans
19 Stad met een huiskleur (F-F): ORANGE – plaats in Frankrijk en Frans voor oranje, de kleur van ons koningshuis
20 Wil je me die afbeelding even mailen? POSTER – F: sturen, verzenden; N: affiche
21 Een molentje aan een stok? Werkelijk? REEL – F: réel = echt; N: reel = molentje aan een hengel
22 In Frankrijk voldoende om te promoveren, maar bij ons niet: THESES – F: thèses: proefschriften; N: theses = stellingen. [Nogal wat inzenders hadden (het enkelvoud) thesis, maar dit woord komt in het Frans niet voor.]
24 Hij moet nog leren vissen, maar kan alvast schoonmaken: LAVER – F: wassen; N: jongen die leert voor visser
26 Mijn moeder: MA – F: bezittelijk voornaamwoord; N: moeder
27 Moet wel naar wezen: ETRE – F: être = zijn, als werkwoord, en ook wel, als zelfstandig naamwoord, creatuur, schepsel; N: naarling
28 Van weinig gewicht, want minder gevuld: LEGER – F: léger = licht; N: leger = minder vol
30 Begrijpt wat hij met een loot aan het doen is: ENTEND – F: derde persoon enkelvoud van entendre = horen, verstaan, begrijpen; N: onvoltooid deelwoord van enten
31 Er zit een heks in de boom: PIN – F: den; N: feeks, tang
32 Daar kan soms een hoop in: TAS – F: hoop, stapel; N: voorwerp om iets in te dragen, buidel, zak enz.

Verticaal:
1 Een schotel zonder diepgang: PLAT – F: bord, schotel; N: vlak
2 Dus geen driekwartjas? DEMI – F: half; N: korte overjas
3 Niet van dun of dik willen weten: DENIER – F: dénier = ontkennen; N: denier = eenheid die de fijnheid van een stof aangeeft
4 Hij snoeft over een bereidingswijze: POCHER – F: pocheren; N: snoever
5 Kan (niet) voor heiligen komen: ALLER – F: aller = gaan (dus niet komen); N: Allerheiligen (1 november)
6 (Kroon)steentje: DOMINO – in het Frans behalve een steentje uit het dominospel ook een blokje voor een elektrische verbinding
7 Zij draagt het liever dan haar hond: COLLIER – in het Frans ook een halsband voor een hond
10 Strijdvaardige dichter (F-F): BATAILLE – gevecht, veldslag; er zijn twee dichters met deze achternaam: Georges en Henry Bataille
11 Een heer met een gave: DON – F: gift, aanleg; N: adellijke titel
14 Een orgaan om op te heffen: LEVER – F: optillen
15 Deel van het hoofd onder vuur: FRONT – F: voorhoofd
16 Een afdruk om indruk te maken: IMAGE – F: beeld, foto; N: beeld in de publieke opinie
17 Geef me nog eens zo’n lichtbruin broodje: BIS – F: du pain bis = bruinbrood
18 Zal ik je cola inschenken? Of liever pas geperst sinaasappelsap? VERSER – F: gieten, inschenken; N: vergrotende trap van vers
20 Met donker bier komen aanzetten: PORTER – F: dragen; porter is een soort bier.
23 Een therapeut aanroepen: HELER – F: héler = aanroepen (een taxi bv.); N: heler = genezer [sommige inzenders hadden HALLO ingevuld, in de veronderstelling dat een halo (stralenkrans) ook voor genezing kan zorgen]
25 Groot waterdier dat van Franse wijn houdt: VINVIS – dit was de rebusachtige opgave: vin (wijn in het Frans) gecombineerd met vis (waterdier).
26 Die manier van doen is in: MODE – in het Frans ook handelwijze
29 Haal die kleur gauw weg! GRIS – F: grijs; N: gebiedende wijs van grissen (weggrijpen)
31 Met een aantal slagen mag je door: PAR: F: door; N: golfterm

Rest mij de schone taak de prijswinnaars te noemen. De boekenbon van 17,50 euro is gewonnen door Monique van Mierlo uit Waalwijk. De bon van 12,50 gaat naar Joke & Chiel Peele uit Zwijndrecht en het boekje – 150 grandes dates de l’histoire de France – zal ik sturen naar Harrie van der Avoort in Bilthoven.

Tot een volgende keer / á la prochaine!

Nannie