Combigram 1


Combi1

Oplossingen:
H1: LADDERZAT (=kachel)
H5: ASSEN (= verlaagde a’s)
H7: TEMPEL (stempel = afdruk = spoor waarvan s ontbreekt)
H8: VROUWELIJK (zij-ig)
H9: LOEREN (= wijze van kijken; draaibaar vanwege mv van loer: iemand een loer draaien)
H11: STAMGAST (regelmatige bezoeker; eikenprocessierups leeft op de stam van eiken)
H14: KAART (= menu)
H16: PERSHAL (grote (persen doe je op w.c.)ruimte)
H17: BAKKERIJ (werkplaats van (Henk) Bakker)
H18: TEKORT (= niet genoeg)
H20: DIRECT (= meteen (rebus: +1))
V1: LETTERLIJK (karakter = letter; na moord heb je een lijk)
V2: DOMINEE (rebus: Ebe > D om in Ee)
V3: ROLKRANS (karakter = rol (in toneelstuk); krans, bij begrafenis)
V4: AFDRUK (=spoor)
V5: AFWEZIG (= niet te zien)
V6: STRIJKASFALT (wegdek; Adagio voor strijkers; zie V15)
V10: RAREKIEK (rare = bijzondere; fotograaf = Kiek, van wie het woord kiekje komt)
V12: TAPIJT (wat niet gezien mag worden wordt onder het tapijt geschoven)
V13: MIRAKEL (mi; rakel = pook)
V15: ADAGIO (Engelse kapper = Barber; adagio = tempo > Adagio van Samuel Barber)
V19: RAS (= soort; spier = ra; mv: ra’s)