Duits Duogram 19


DD19

Horizontaal:
3 Wieken 6 Kak 7 Ir 8 Zar 10 verlammen 12 verpassen 14 Poren 15 Schoten 16 M.E. 17 Herren
19 E.Z. 21 tarnen 22 Arie 23 Kram 25 Dinkel 26 verzinken 27 Klopper 28 Rad 30 T.O.
31 Kogel 33 Berliner 34 Jet

Verticaal:
1 Keil 2 sausen 3 Wien 4 Krampen 5 Wanen 8 Z.E. 9 verhangen 10 verleiden 11 Marter
13 Patin 15 Stad 16 Merkel 17 HR 18 rein 20 Zangen 23 Klapper 24 Viertel 27 koken 29 Dellen 32 O.R.